‘Ik haat mannen die oppervlakkig zijn', zegt hij stellig.
'Mannen die vreemdgaan en elkaar kwetsen. Die klagen over onrecht en allerlei excuses gebruiken om maar geen verantwoordelijkheid te hoeven nemen voor hun eigen gedrag. De afgelopen jaren heb ik keihard aan mezelf gewerkt. Maar daardoor voel ik steeds meer afkeer naar de gay community, waarin alles lijkt te gaan om seks en uitgaan.’
'Mannen die vreemdgaan en elkaar kwetsen. Die klagen over onrecht en allerlei excuses gebruiken om maar geen verantwoordelijkheid te hoeven nemen voor hun eigen gedrag. De afgelopen jaren heb ik keihard aan mezelf gewerkt. Maar daardoor voel ik steeds meer afkeer naar de gay community, waarin alles lijkt te gaan om seks en uitgaan.’
Terwijl ik in stilte naar hem luister, laat hij even zijn masker zakken en wordt zijn verdriet zichtbaar. Zijn eenzaamheid raakt me diep omdat ik dit gevoel ergens ook herken. Voor me zit een man die veel heeft geleden. Die op zoek is naar verbinding, maar het gevoel heeft er alleen voor te staan.
Hij wil niets liever dan gehoord en gezien worden. Het niet alleen hoeven dragen, maar mogen rusten bij mannen die begrijpen wat hij doormaakt. Omdat ze er zelf ook door zijn gegaan. Dat is waarom hij aan een mannengroep wil deelnemen.
Maar met zijn ingehouden woede houdt hij ze op afstand. Zijn blik is fel, zijn oordeel scherp. Hij wil de ander graag begrijpen, maar zijn oordeel staat hem in de weg. Zijn kwetsuur verbergt hij achter een muur van haat. En zijn negatieve ervaringen uit het verleden neemt hij mee in elk nieuw contact.
